Opleggingen zijn de verbindingen tussen de boven- en onderbouw van een constructie. Hun functie is het op de gewenste plaats overdragen van belastingen en het mogelijk maken van bewegingen van de bovenbouw. Deze definitie geldt voor alle oplegmaterialen, zowel in de woning- en utiliteitsbouw als in de grond-, weg- en waterbouw. Hoe groter de overspanning, belasting en/of temperatuurinvloed, hoe complexer de oplegging. Aan de hand van de functies worden in dit artikel de mogelijkheden en beperkingen van verschillende typen oplegmaterialen besproken. Voor aanvullende informatie wordt verwezen naar eerder gepubliceerde artikelen.

Een oplegging concentreert belastingen op de drager. Niet alleen het oplegmateriaal maar ook het steunpunt moet daar tegen bestand zijn. Met name bij de bouw van kunstwerken speelt dit een rol. De betonnen drager van bijvoorbeeld een SMS-bolsegmentoplegging moet een hoge sterkteklasse hebben. Bij woning- en utiliteitsbouwprojecten heeft de onderbouw doorgaans voldoende draagkracht. Hier is de belastingcapaciteit van de oplegging zelf – deze varieert van 1 tot 25 N/mm² – de beperkende factor. Het betonoppervlak moet echter wel de trekspanningen kunnen opnemen die worden gegenereerd door de vervorming van een (ongewapende) rubberen oplegging. Horizontale belastingen worden overgedragen via wrijving en, waar nodig, mechanische verankeringen.
Belastingen uit het opgelegde bouwdeel kunnen uiteraard ook zonder oplegging worden overgebracht op het steunpunt. Bij een direct contact gebeurt dit echter niet op de gewenste plek. Al bij een lichte doorbuiging van de ligger komt alle belasting op de rand van het steunpunt met als gevolg deformatie of afboeren. In de Eurocode worden de minimale randafstanden vermeldt voor punt- en lijnopleggingen op verschillende ondergronden.
Rotaties zijn de belangrijkste reden om oplegmateriaal toe te passen. Oplegvilt is nauwelijks in staat variërende doorbuigingen op te nemen. Rubber kan dat wel. Hoe hoger het aandeel elastomeer in het rubbermengsel, hoe sneller de elastische reactie. Dit is van belang bij de keuze van ongewapend oplegmateriaal voor bijvoorbeeld een snel leegstromende parkeergarage bij een voetbalstadion. Bij brugopleggingen is de kwaliteit van het rubber van elastomeer- en potopleggingen vastgelegd in norm EN 1337.

De maximale rotatie is altijd bepalend bij de selectie van het type opleggingen of het formaat. Voor op rubber gebaseerde opleggingen geldt: hoe hoger of smaller de kern, hoe meer rotatie. De onderlinge verhouding van de afmetingen wordt echter begrensd door andere materiaaleigenschappen en de daarop gebaseerde rekenregels. Van de moderne brugopleggingen kunnen bolsegmentopleggingen de grootste hoekverdraaiingen opnemen.
Onder translaties verstaan we alle lengteverandering van het opgelegde bouwdeel als gevolg van krimp, kruip, relaxatie en naspannen. Al dan niet gewapende elastomeeropleggingen kunnen bewegingen elastisch opvangen. De rechthoekige doorsnede vervormt daarbij tot een ruit. Hoe hoger de oplegging, hoe meer horizontale beweging mogelijk is. Ook hier gelden echter beperkingen. Stalen brugopleggingen kunnen zonder extra voorzieningen helemaal geen translaties opnemen. Ze worden uitgevoerd als glijoplegging door ze te voorzien van een ‘combinatie van oppervlakken die relatieve verplaatsingen mogelijk maken’ aldus EN 1337-2. In de praktijk gaat dat om teflon in combinatie met een gepolijst roestvaststalen ‘tegenspeler’.
Alle bewegingen worden geacht een minimale weerstand op te wekken in de oplegging en dus een te verwaarlozen invloed te hebben op het ontwerp van de hoofdconstructie stelt PVO. Dat is ten dele juist. Ook een lage initiële wrijving veroorzaakt een reactiekracht. Bij de overdracht van gegevens ten behoeve van een dimensioneringsberekening is van belang deze wrijving niet als horizontaalkracht op te geven.
Translaties in de zin van een parallelle verplaatsing kunnen ook worden veroorzaakt door bijvoorbeeld rem- of aanrijdkrachten. De vraag doet zich voor of zo’n kortstondig optredende belasting tot een rekenkundig bepaalde vervorming zal leiden. Elastische vervorming is immers een traag proces. In de praktijk zijn de meeste horizontaalkrachten echter zo groot dat de brugoplegging moet worden voorzien van een vasthoudconstructie.