Sinds 1 maart 2003 geldt een Europees classificatiesysteem voor de brandveiligheid van bouwstoffen. Daarmee kunnen verschillende producten objectief worden vergeleken. De behoefte om opleggingen op dit punt te toetsen lijkt gering. Tot dusver vroeg niemand ons naar het classificatierapport van onze oplegmaterialen. In een enkel geval werden opleggingen besteld met manchetten van minerale wol, maar ook dat komt niet vaak voor. De vraag doet zich voor of dit terecht is of niet. Zijn oplegmaterialen zo’n klein onderdeel van een bouwwerk dat de bijdrage aan brand te verwaarlozen is of is het nonchalance? In dit artikel wordt ingegaan op het brandgedrag van rubber oplegmaterialen.
Op Europees niveau is de brandwerendheid van bouwproducten geregeld in EN 13501-2 “Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen”. Van belang is deel 2: “Classificatie op grond van resultaten van brandwerendheidsproeven, behalve voor ventilatiesystemen, 13501-2:2007A1:2009”. Deze norm regelt de indeling op basis van de resultaten van verschillende brandwerendheidstest op bouwdelen. In hoofdstuk 3 wordt het begrip “bouwdeel” beschreven: “gedefinieerd deel van een gebouw, bijvoorbeeld een muur, scheidingswand, plafond, dak, balken of kolommen (EN 1363-1:1999)”. In feite kunnen oplegmaterialen dus niet volgens de norm worden geclassificeerd. ESZ heeft haar producten toch laten testen en wel op de eisen die gelden voor klasse E.
Norm EN 13501-2 maakt onderscheid in brandklassen A1 tot en met F, de rookklassen s1 tot en met s3 en de druppelvormingsklassen d0 tot en met d2. Hierbij staat de “s’ voor smoke en de “d” voor drop of dripping. Producten met de classificatie A1 leveren geen enkele bijdrage aan een brand. Klasse A1 betekent dus in feite A1-so,do. Klasse F staat voor “uiterst brandbaar”. In deze categorie worden alle bouwproducten ingedeeld die niet voldoen aan klasse E. In de praktijk is een klasse F-product dus niet getest. Voor elke klasse gelden eisen betreffende een combinatie van maximaal elf producteigenschappen. In Europa mogen materialen van bouwmateriaalklasse F alleen in een gebouw worden geïnstalleerd als ze zodanig met een ander bouwmateriaal zijn verbonden dat de combinatie niet langer licht ontvlambaar is.
Voor een E-classificatie wordt uitsluitend de producteigenschap vlamverspreiding (Fs) in beschouwing genomen. Bij deze proef moet de voortplanting van een vlam binnen bepaalde grenzen blijven. Mocht daartoe ooit aanleiding bestaan, dan zal ESZ onderzoek laten doen om een hogere classificatie te verkrijgen. Rapport 31 7080304-A geldt voor alle dikten van Type 100, Type 150, Type 200, profiel- en piramideopleggingen, Fosta HP, gewapende opleggingen en Leco dempingsblokken. Rookproductie en het vrijkomen van brandende druppels of deeltjes zijn niet onderzocht.
Het brandgedrag van een bouwstof heeft voornamelijk betrekking heeft op de veiligheid van de gebruiker van het bouwwerk. Voor de constructie als geheel is interessant hoe een oplegmateriaal tijdens of na een brand functioneert. Bij blootstelling aan vlammen zal de buitenzijde van de oplegging verbranden. De binnenzijde wordt echter beschermd door de korst aan de buitenzijde. Afhankelijk van oppervlaktemaat zal de kern van de oplegging maar langzaam worden aangetast door de vlammen. Temperatuur speelt echter een belangrijke rol. Elastomeren zijn slechts bestand tegen maximaal 90 °C (CR) of 120 °C (EPDM). Tijdens een “standaard” brand kan de temperatuur al snel kan oplopen tot boven 600 °C. Een aan deze hitte blootgestelde oplegging functioneert niet meer en moet als verloren worden beschouwd.
Als de opleggingen een constructief belangrijk onderdeel vormen van het bouwwerk, dan dienen maatregelen te worden genomen tegen de gevolgen van een brand. Met relatief goedkope producten kan dat eenvoudig worden gerealiseerd:
een manchet van minerale wol rondom de oplegging. Onze producent ESZ kan deze manchetten meeleveren.
- het aanbrengen van een brandwerend koord rond de oplegging.
- het afdichten van de gehele voeg waarin de opleggingen zich bevinden met een brandwerende voegafdichting als Vedafeu C.