Op tekeningen en in bestekken van bouwkundige projecten worden termen als ‘oplegvilt’, ’neopreen’ en ‘glijfolie’ gebruikt om aan te duiden dat een oplegging moet worden toegepast. ‘Oplegvilt’ staat doorgaans voor ‘oplegmateriaal’. ‘Neopreen’ betekent meestal dat het om rubber gaat en met ‘glijfolie’ wordt bedoeld dat de oplegging een verplaatsing van het opgelegde bouwdeel moet kunnen opnemen.
Soms is aan de hand van de toepassing te achterhalen wat de bedoeling is, maar vaak ook niet. Gaat het simpelweg om egalisatiemateriaal of worden ook zwaardere eisen gesteld aan de oplegging zoals hoge belastingen en regelmatig terugkerende vervormingen? Vragen waar de aannemer vaak geen antwoord op heeft. Bij voorkeur ontvangen we een overzicht van de eisen, maar het gebruik van de juiste benamingen zou enorm helpen. In dit artikel wordt uitleg gegeven over termen in het vakgebied oplegtechniek.
Elastomeer is een polymeer met rubberachtige eigenschappen. Het wordt samengesteld uit tien tot twintig ingrediënten. De keuze van het soort (synthetisch) rubber en de vulkanisatiemethode zijn bepalend voor de materiaaleigenschappen. Het recept van het mengsel beïnvloedt de kwaliteit.
De maximale belasting van elastomeer kan oplopen tot zo’n 25 N/mm² maar is wel afhankelijk van de dikte/breedteverhouding. Hoe kleiner en hoe dikker het oplegmateriaal, hoe groter de indrukking. Het betreft hier een vrijwel elastische indrukking. Deze eigenschap maakt elastomeer uitermate geschikt voor het opnemen van wisselende belastingen en vervormingen.
Gewapend rubber: een ‘Big Mac’ van lagen elastomeer en stalen wapeningsplaten. In België spreekt men van “gefretteerd rubber” en “inrijgplaten”. Een wat verouderde variant is textielgewapend rubber. De wapening is bedoeld om de indrukking van het oplegmateriaal te beperken. Staalgewapend rubber wordt hoofdzakelijk gebruikt in brugopleggingen. In kunstwerken heeft men dikke blokken nodig om vervormingen op te vangen. Bij B&U-projecten kan doorgaans worden volstaan met opleggingen tot 20 mm. De kwaliteit van de moderne ongewapende oplegrubbers maakt wapening dan veelal overbodig.
Glijfolie: lijnoplegging met een kern van twee lagen gladde folie waartussen een vet is aangebracht op basis van minerale olie. Glijfolie kan aan één of twee zijden worden voorzien van een drukverdelende en egaliserende laag. Glijfolies hebben een lage wrijvingscoëfficiënt maar kunnen nauwelijks hoekverdraaiingen opnemen.
Glijoplegging: Meestal wordt gewapend rubber met een PTFE glijlaag en losse glijplaat bedoeld. De ongewapende gelimiteerde lijn-glijoplegging valt echter ook onder deze noemer. Glijopleggingen hebben een lage wrijvingscoëfficiënt en kunnen wisselende hoekverdraaiingen aan.
Glijvilt is haarvilt dat door middel van een teflon- of grafietcoating glad wordt gemaakt. Het materiaal wordt meestal toegepast in combinatie met een glijplaat. De wrijvingscoëfficiënt is hoger dan die van glijfolie of een glijoplegging. Net als gewoon bouwvilt is glijvilt niet geschikt voor de opname van variërende hoekverdraaiingen.
Neopreen: Handelsnaam van DuPont™ voor polychloropreenrubber (CR). Met name in Vlaanderen is ‘neopreen’ het synoniem voor alles wat zwart en enigszins elastisch is. Neopreen of chloropreen is net als EPDM of SBR beslist geen kwaliteitsaanduiding. Kwaliteit is afhankelijk van de receptuur. Meer daarover in het artikel ‘Neopreen als toverwoord, kwaliteit van elastomeer‘.
Oplegvilt of bouwvilt: Oplegmateriaal gemaakt van vezels. Vroeger was dit altijd haar van rundvee, tegenwoordig zijn ook synthetische alternatieven op de markt. Hoe meer vezels per volume, hoe hoger de maximale belasting. Afhankelijk van deze zogenoemde areïeke massa bedraagt de maximale drukspanning 1 tot 5 N/mm². De blijvende indrukking is soms wel 50% van de oorspronkelijke dikte. Vilt is daarom alleen geschikt voor toepassing in constructies waar nauwelijks horizontale verplaatsingen en variaties in hoekverdraaiingen voorkomen.
Rubber In feite de naamgevende component van elastomeer, maar ook gebruikt als synoniem. Er bestaat maar één natuurrubber en wel veertig synthetische rubbers.
Staalvilt Met was- of vetmengsel geïmpregneerd vilt. Door impregnatie wordt de draagkracht verhoogd. Staalvilt vervormt net als bouwvilt voornamelijk plastisch en kan dus geen wisselende vervormingen opnemen.