EN 1337 en RTD 1012

Sinds 1 juli 2013 is de bouwproductenverordening nr. 305/2011/EU (Construction Products Regulation, kortweg CPR) van kracht. Voor de levering van brugopleggingen betekent dit dat de geharmoniseerde norm EN 1337 van toepassing is. Desgewenst mogen hogere eisen worden gesteld. Deze dienen dan expliciet te worden vermeld. Bij opdrachten van de Rijksoverheid wordt de RTD 1012 “Eisen voor brugopleggingen” van toepassing verklaart. Ook lagere overheden geven in bestekken soms aan dat dit document van kracht is. De meeste recente versie is van 21 februari 2017. Deze sluit perfect aan op de EN 1337. De subtitel van het document luidt dan ook “te gebruiken met NEN EN 1337”. Maar wat voegt de RTD 1012 nu toe?

RTD-1012_2015Heel plezierig is dat relevante teksten van de RTD 1012 ook in het Engels zijn vermeld. Dat maakt de communicatie met de veelal buitenlandse fabrikanten van brugopleggingen wel zo eenvoudig. Niet vertaald, maar wel van belang is de instructie dat de relevante artikelen van de Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken (ROK) 1.4 dienen te worden gehanteerd.

In hoofdstuk 7 vinden we kwaliteitseisen die in de Europese norm niet voorkomen. Voor onze Duitse fabrikant van stalen opleggingen zijn de zaken die betrekking hebben op pot- en bolsegmentopleggingen, langsgeleidingen en glijelementen geen punt. Het gaat om een kwaliteitsniveau dat ook in Duitstalig Europa normaal is.

Zo wordt in § 7.9.1 corrosiebescherming “C5-I/C5-M hoog” volgens ISO 12944 geëist. De daarbij behorende levensduur van vijftien jaar is hoger dan de tien jaar die deel 9 van de norm voorschrijft. Bijzonder is dit niet, ook België en Duitsland schrijven deze hoogste kwaliteit corrosiewering voor.

positioneringNiet onbelangrijk – ook qua kosten – is de eis in § 7.11.3 dat de montage van de opleggingen dient te worden uitgevoerd onder toezicht van de fabrikant. Alhoewel de verplichting geldt voor alle brugopleggingen, wordt dit alleen gedaan bij stalen opleggingen. Alleen die bieden voldoende ruimte om locatie, oriëntatie en bewegingsvrijheid op aan te geven zoals geëist in § 7.11.2. De aannemer ontvangt van de fabrieksspecialist een verklaring dat de oplegging volgens zijn voorschriften en aanwijzingen is gemonteerd.

Voor gewapend rubber opleggingen worden geen aanvullende kwaliteitseisen gegeven. De RTD eist echter rapportage van tal eigenschappen van het basismateriaal en de geproduceerde opleggingen. Al met al een flinke papierwinkel die vertraging geeft bij de levering. Het meeleveren van testgegevens is op zich geen probleem, maar staat haaks op de kwaliteitsgedachte achter de CE-markering. Rijkswaterstaat meent echter dat dit nodig is omdat ook onder CE-keur slechte producten zijn geleverd. De vraag doet zich voor waarom niet gekozen is voor een minder kostbare mogelijkheid die de Europese norm biedt: het voorschrijven van attesteringsniveau 1. De Vlaamse overheid doet dit ook. Veel van de extra RTD-proeven worden door een “niveau 1”-gecertifceerde fabrikant al gedaan. De registratie is onderdeel van het kwaliteitsbewakingssysteem.

CE-Type-BNorm EN 1337-3 maakt onderscheid tussen de attesteringsniveaus 1 en 3. Niveau 2 bestaat niet. Deze is kennelijk bij de totstandkoming van het document gesneuveld. Productie onder attesteringsniveau 1 kan worden geëist voor opleggingen waar kritische eisen mogen worden gesteld. In principe zijn dit de exemplaren die, bij niet goed functioneren, gevolgschade aan de rest van het bouwwerk kunnen veroorzaken. Het belangrijkste verschil tussen de attesteringsniveaus 1 en 3 is de interne en externe kwaliteitscontrole bij het productieproces. Een fabrikant met niveau 1 wordt in het kader van de CE-markering onregelmatig en ongevraagd gecontroleerd door een aangemelde keuringsinstantie. Ook is het testprogramma veel uitgebreider. Bij een kunstwerk met alleen gewapend rubber oplegblokken dient de keuze overwogen te worden tussen het voorschrijven van de RTD 1012 of attesteringsniveau 1.

In principe levert onze fabrikant dezelfde kwaliteit, maar dan zonder alle testuitslagen. Bij kleine projecten kunnen de proeven duurder zijn dan de opleggingen zelf. Op het totaal van de bouwkosten gaat het echter om een gering bedrag en de garantie-eisen van de opdrachtgever kunnen ook een rol spelen om voor toepassing van de RTD te kiezen.

Stalen brugopleggingen, van bestelling tot levering

Gecompliceerde brugopleggingen als de verankerde en gefixeerde elastomeeroplegging, de piston (potoplegging) en de bolsegmentoplegging kunnen niet van de ene op de ander dag worden geleverd. Voor ontwerp en productie moeten enkele maanden worden uitgetrokken. Sinds de introductie van de EN 1337 “Opleggingen voor bouwkundige en civieltechnische toepassingen” is de communicatie tussen klant en de veelal buitenlandse fabrikant wel een stuk eenvoudiger geworden. Met name op het gebied van het ontwerp. De klant stelt de voorwaarden, de fabriek ontwerpt en produceert op basis van de norm. Door de introductie van CE-markering per 1 juli 2013 behoren ook de controles van het productieproces tot het verleden. In de norm is zelfs het transport, de opslag en de montage vastgelegd. Uiteraard zijn er nog wel enige aandachtspunten. In dit artikel wordt het proces van ontwerp tot levering en opslag beschreven.

PotopleggingDe hoofdzakelijk stalen opleggingen komen doorgaans alleen voor bij  grote kunstwerken. Rijkswaterstaat is in Nederland de grootste opdrachtgever van de bouw van viaducten en bruggen van enig formaat. In dit artikel gaan we daarom gemakshalve uit van een project van de nationale overheid. Hiervoor geldt de RTD 1012. Dit technisch document wordt in samenhang gebruikt  met de EN 1337. In de RTD 1012 zijn onder meer de aanvullende ontwerpeisen (ten opzichte van de EN 1337) vermeld voor de diverse typen opleggingen.

De fabrikant van de opleggingen is in eerste instantie geïnteresseerd in de maatgevende belastingen en vervormingen per steunpunt. Hierop kan een eerste ontwerp en dus een prijs worden gemaakt. In bijlage A van de RTD 1012 zijn de belastingcombinaties gedefinieerd waarop de op te geven waarden dienen te worden gebaseerd. Ook van belang is de gewenste corrosiewering. De norm geeft op dit gebied een hoop vrijheid en de fabrieksstandaard hoeft niet gelijk te zijn aan de eisen van de opdrachtgever.

Nadat opdracht is verstrekt maakt de fabrikant een ontwerp op basis van de uitgangspunten die eenduidig zijn gecommuniceerd. De fabrikant is hiervoor verantwoordelijk. Waar voorheen gebruik werd gemaakt van nationale rekenregels gelden nu de Eurocodes. Dit vergemakkelijkt een eventuele communicatie aanzienlijk. De eerste productietekeningen met daarop de uitgangspunten worden vervolgens ter controle voorgelegd aan de opdrachtgever. Met name de aansluiting op de boven- en onderbouw is hier van belang. Passen de verankeringen goed in het wapeningsplan? Verder dient gecontroleerd te worden op de mogelijkheden van eenvoudige inspectie, onderhoud en vervanging. Na eventuele aanpassingen van de tekeningen volgt op zeker moment een akkoord en kan de productie worden ingepland. Voor gewapend rubber opleggingen met geleidings- en vasthoudconstructies geldt een levertijd van circa twee maanden. De productie van pot- en bolsegmentopleggingen duurt nog een paar weken langer.

TransportTransport en opslag  van de opleggingen is vastgelegd in deel 11 van de Europese norm. Het belangrijkste punt is dat de planparallelliteit van boven- en onderconstructie alsook de voorinstelling gewaarborgd blijft totdat de oplegging volledig is bevestigd aan de boven- en onderbouw. De producent maakt daarvoor gebruik van hulpconstructies.

In voorbije jaren hadden Rijkswaterstaat en de Vlaamse overheid eigen controleurs die de fabriek bezochten om afnamekeuringen uit te voeren. Met de CE-markering is de controle op essentiële kenmerken overbodig geworden. De fabriek heeft een uitgebreid eigen kwaliteitsbewakingssysteem en de productie wordt een aantal maal per jaar gecontroleerd door een aangemelde instantie. Indien een opdrachtgever toch zelf de kwaliteit wil (laten) beproeven, dan vindt zo’n afnamekeuring om praktische redenen plaats in de fabriek.

Direct bij aflevering dienen de opleggingen door de klant nog wel gecontroleerd te worden op onder meer:

  • Uiterlijke schade met name aan de corrosiewering
  • De positie van de transportvergrendeling
  • De juistheid van de eventuele voorinstelling
  • De markeringen op de boven- en onderkant
  • De juistheid van de informatie op de genormeerde typeplaten

TypeschildEventuele afwijkingen dienen onmiddellijk te worden gemeld aan de leverancier. De opleggingen moeten vervolgens  op de voorgeschreven wijze worden opgeslagen tot het moment van montage. In een later artikel zal de montage van de stalen brugopleggingen worden behandeld.