Milieubelasting brugopleggingen

Een analyse van de levenscyclus (LCA) is de methode om de totale milieubelasting van een product te bepalen. Van wieg tot graf ofwel van grondstofwinning tot afvalverwerking. Een kort ‘rondje langs de velden’ leert dat onze fabrikanten de LCA inmiddels kennen, maar dat het laten maken nog geen prioriteit heeft. Dat is niet zo vreemd als bedacht wordt dat het marktvoordeel gering is. Verder zijn opleggingen en voegovergangsconstructies relatief kleine onderdelen in een kunstwerk. De bijdrage van het product in de milieubelasting van de gehele constructie is dus gering. Als belangrijkste opdrachtgever bij de aanleg van wegen en kunstwerken heeft het Nederlandse Rijkswaterstaat nu enige LCA’s laten maken. Daarbij is ook één type brugoplegging onder de loep genomen.

Rijkswaterstaat en de Stichting Nationale Milieudatabase zijn in 2020 gestart met het actualiseren van data voor de infrasector in de Nationale Milieudatabase (NMD). Deze data wordt gebruikt voor het berekenen van de zogenoemde MKI-waarde van materialen, producten en processen voor de realisatie van een grond- weg en waterbouwproject. MKI staat voor ‘Milieu Kosten Indicator’ en is een fictieve prijs voor de kosten die zouden moeten worden gemaakt om de negatieve milieu-invloeden te compenseren. De berekening gebeurt volgens de ‘Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken’. Met speciale computerprogrammatuur kan vervolgens de MKI-waarde voor een product of een compleet bouwwerk berekend worden. Verschillende ontwerpen kunnen vervolgens met elkaar vergeleken worden.

Het document ‘LCA Rapportage categorie 3 data Nationale Milieudatabase, hoofdstuk 42 Betonconstructies’ is in opdracht van de Stichting NMD gemaakt door SGS Search in samenwerking met Witteveen+Bos en Royal Haskoning DHV. Het beschrijft één hoofdproduct (een betonnen viaduct) en verschillende deelproducten die onderdeel zijn van dit kunstwerk. ‘Hoofdstuk 42’ refereert aan de RAW Bepalingen 2020. Van de deelproducten is de volledige levenscyclus beschreven. Naast een gewapend rubber oplegging zijn dit onder meer wapeningsnetten, brandwerende bekleding, betonmortels, diverse typen bekisting en voorspanstaal.  De rapportage heeft tot doel om ‘gemaakte keuzes in materialen en milieudata te documenteren’. Dit roept de vraag op of een keuze altijd mogelijk is. Brandwering is doorgaans een eis, een viaduct maken zonder opleggingen wordt lastig. Een LCA van alternatieve typen opleggingen ontbreekt.

In § 3.2.4 is de ‘gewapende rubber oplegging voor betonnen kunstwerk’ beschreven. De algemene beschrijving van dit deelproduct is overgenomen uit onze publicatie ‘gewapend rubber brugopleggingen’ (referentie 11) en noemt als voorbeeld een oplegblok van een concurrent met de bijbehorende Duitse versie van de Europese norm EN 1337-3 uit diens documentatie. De schrijver van de tekst is zich kennelijk niet bewust dat dit soort opleggingen op maat wordt gemaakt en dat ook een NEN-versie van de norm bestaat. Veel opmerkelijker is echter dat als uitgangspunt gekozen voor een reusachtige oplegging: 1.000×1.000×400 mm. Het is vrij onwaarschijnlijk dat één zo’n bakbeest in een viaduct wordt toegepast. Een veel reëlere keus zou zijn geweest dertig oplegblokken van bijvoorbeeld 250x250x63 mm.  

Voor de LCA maakt dit een hoop verschil: het totaalgewicht van het oplegmateriaal bedraagt ongeveer een derde en de oplegblokken kunnen met de hand worden aangebracht zonder overtreding van ARBO-voorschriften. De hydraulische graafmachine (?!) kan in de garage blijven. Bij de overige aannamen valt op dat 150 km transport naar de bouwplaats een lage inschatting is. Voor zover bekend zijn geen producenten van dit soort opleggingen gevestigd binnen die straal vanaf Utrecht. De fabriek van onze fabrikant SNAC staat in Rânes in Bretagne op 700 km, concurrenten laten hun producten produceren in Spanje, Turkije of India.

Naar onze mening bevat de ‘productkaart’ gewapend rubber opleggingen de nodige fouten en sluit niet aan bij de praktijk. Een verzoek om rectificatie wordt binnenkort ingediend bij de Stichting NMD.

Plaats een reactie